dinsdag 5 april 2011

De kop van Jezus

De kop van Jezus


Ik vond het stel op een brocante markt in Frankrijk. Op zo’n heerlijke rommelmarkt waar je nog voor een prettig laag bedrag de mooiste serviezen, emaille of ander antiek kunt kopen. Zo uit de kast van een oude franse grootmoeder. De fransen maken van dit soort dagen echt een uitje. Vaak staan ze er met wel drie of vier generaties familie en zo tegen het middaguur verschijnen grote rookwolken boven de kraampjes en ruik je de geuren van een meegenomen barbecue. Heerlijk. 

Daar, zomaar midden tussen de pannen en schalen vond ik ze. Maria en het kindje Jezus. Het kindje Jezus was helaas zonder hoofd. Maar de ogen van Maria keken mij weemoedig aan. Waarschijnlijk vroeg ze zich af waarom ze zo was verdwaald en tot haar grote vernedering was beland op een rommelmarkt. Voor haarzelf geen probleem, maar Jezus…..die verdiende beter. 
Erg bijzonder waren ze niet. Niet voor een kenner. Gewoon gemaakt van wit kalksteen. Geen kleur of glans. En zonder hoofd. Maar daar in dat franse dorpje, midden op het plein, voelde ik me verbonden met deze moeder der moeders. We hadden een klik. Stiekem gaf ik haar een bemoedigende knipoog en vroeg in mijn beste Frans:’ Cinq euro’? ‘Oui, oui, lachte de fransman’. En zo reisden Maria en Jezus-zonder-hoofd met ons mee naar Onderdendam. 

Inmiddels staan ze al wekenlang bij ons in de kamer. Ze hebben een mooie plaats op de schoorsteenmantel. Maria kijkt al een stuk gelukkiger. Ze zijn in ere hersteld. Al blijven we met het probleem zitten van het arme kindje Jezus, nog steeds zonder hoofd. Als er bezoek komt wordt er nog wel eens opmerking over gemaakt. ‘Het kindje heeft geen hoofd’ is een vaak gehoorde uitspraak. ‘Dat is waar’ knik ik dan maar. Voor mij maakt het echter niets uit, dat hoofd. Ik hou van dingen, van mensen, waar niet alles zo perfect aan is. Er mag van mij wel iets ontbreken. Gehavend door gebeurtenissen in het leven, gebutst of tegen aangestoten. Voor mij maakt dát iets of iemand juist uniek. Vandaar wellicht dat ik dit stel heb meegenomen en een ereplekje heb gegeven in mijn woonkamer. 

Dat het kindje Jezus geen hoofdje heeft is ook mijn kinderen niet ontgaan. Een groot probleem maken ze er echter niet van. ‘Ách, Jezus heb geen kopje meer’ riep Floor en wees vol medelijden naar het beeld. Annemarijn maakt het eigenlijk niet uit en roept dat mama nu eenmaal houdt van oude dingen van vroeger. Thijs hoorde ik er helemaal niet over, volgens mij maakte het beeld weinig indruk op hem. Dat dit niet zo was bleek wel deze week. 

De kinderen zaten heerlijk te knutselen op hun vrije middag. Samen aan de grote witte tafel in de kamer. De tafel bezaait met papier, potloden, scharen en stickers. Een zacht klassiek muziekje op de achtergrond en zo nu en dan werd een woord gesproken bij het uitwisselen van een bepaalde kleur stift. Vrede in huize Zwerver. Ze zijn er best wel, deze momenten. Alles was goed. 

Plotseling hoorde ik Thijs roepen: ‘Jezus heb weer een kop, Jezus heb weer een kop’!!! Geschrokken rende ik naar de kamer, onderweg vrezend voor een wonder. Vrezend inderdaad, want ik moest direct denken aan van die rode-tranen-huilende-Maria-beelden. Dat is al een wonder waar de mensen en de media op af komen in grote getale. Maar wat zal er gebeuren met een beeld waarvan het kindje Jezus weer op onverklaarbare wijze een hoofd heeft gekregen? In dat korte moment, hollend van keuken naar kamer, zag ik autobussen vol pelgrim gangers op de Bedumerweg. Reikend tot aan Bedum, nee erger, Zuidwolde! Ik zag verkeersregelaars, Heiligverklaringen door beroemde bisschoppen in mijn kamer en een cameraploeg van SBS6 op de oprit van ons huis. Hier heb ik toch echt geen zin in! Ik zond, al rennend, een schietgebedje omhoog. Geen wonderen in mijn huis alstublieft. 

De kamer ingekomen vertraagde ik mijn gang en bewoog wat nerveus richting schoorsteenmantel. Daar stond mijn Thijseman. Zijn ogen stralend. Ik zag een hemelse gloed op zijn gezichtje. Zijn vingertje wees vol blijheid richting het beeld. Het enige wat nog ontbrak was een aureool om zijn hoofd. Voorzichtig wierp ik een blik op Maria, ze glimlachte naar me. Werkelijk. Toen durfde ik het aan, bemoedigd door die glimlach en de blijheid van mijn Thijs. Daar was Jezus. Op zijn lijfje prijkte een velletje slordig uitgeknipt tekenpapiertje. Rond en versierd met enkele stippen en een streepje. ‘Kijk mam, dát is zijn hoofdje’. ‘Daar zijn z’n oogjes en hij heb een neusje, hij heb weer haren en een mond’. ‘Nú heb Jezus weer een kop’! 

Ik nam de stralende Thijs in mijn armen. We knuffelden flink. Boven zijn hoofdje knikte ik even dankbaar naar Maria met háár kind. Mét kop!