Diederik en honderd vragen
Zo op het eerste oog leek Diederik
een gewoon jongetje. Hij woonde in een gewoon huis, had een gewone papa
en een gewone mama. Hij had een gewone poes (waar hij trouwens dol op was en
waar hij heel veel vragen over had, zoals bijvoorbeeld: hoe kunnen poezen
spinnen) en ging naar een gewone school. Wat Diederik zo bijzonder maakte is dat
hij wel honderd vragen op een dag stelde. Hij telde zijn vragen niet allemaal
hoor, maar zo’n honderd zullen het er wel ongeveer zijn geweest. Het waren vragen over allerlei
onderwerpen. Zijn papa en mama, maar ook zijn meester, Meester Meet, werden wel eens gek van zoveel vragen. Dat
snap je. Je zult maar een jongetje in je
klas hebben die wel honderd vragen stelt op een dag! Dan blijft er bijna geen
tijd meer over voor de andere kinderen. Voor Diederik zelf was het ook erg vermoeiend
hoor. Je zult maar de hele dag met je vinger in de lucht moeten zitten op
school, omdat je honderd vragen te stellen hebt. Het was een hele opgave. Voor
iedereen.
Diederik voelde het al aankomen. Zo gauw de thee in een grote pot werd gezet en hij zijn papa en mama met hun vingers trommelend aan de keukentafel zag zitten, wist hij het zeker. Dit wordt een serieus gesprek. Er kwamen direct zo’n twintig vragen bij hem opborrelen. Waar gaan ze het over hebben? Gaat het over hem? Over Diederik? Heeft het gevolgen? Vinden ze hem lastig? Willen ze hem kwijt? Waar zou hij dan moeten wonen? In een weeshuis, of misschien bij een indianenstam? Bestaan indianenstammen nog wel? En meer van dat soort vragen.
Toen Diederik zijn eerste vraag wilde gaan stellen, keek papa boos naar mama. “Daar begint het alweer” zei hij. “We kunnen het er niet eens even rustig over hebben, of het begint alweer.” Terwijl hij de sussende geluiden van zijn moeder hoorde, sloop Diederik verdrietig weg. Zo’n vijftien nieuwe vragen ontstonden in zijn hoofd. De drang om alle vragen te moeten stellen werd al snel te groot. Zijn hoofd barste bijna uit elkaar van nieuwsgierigheid. Toen hij het niet meer hield en vervolgens zeven nieuwe vragen had over wáár hij met zijn vragen heen moest , pakte hij een stift die op de vloer van zijn kamertje lag en begon alle tweeënveertig vragen op het behang te schrijven. Dat luchtte tenminste een beetje op.
Toen de theepot leeg was, de wenkbrauwen van zijn papa en mama weer enigszins naar boven waren gericht en Diederik inmiddels al drieënvijftig vragen op het behang had genoteerd, kwam er een mededeling van papa en mama. Diederik moest met zijn honderd-vragen-op-een-dag-probleem naar de dokter. Of hij nu wilde of niet. Het moest. Na deze mededeling sprongen spontaan achtendertig extra vragen op in de hersenpan van Diederik.
’s Middags om vier uur gingen ze met z’n drieën naar de
dokterspraktijk. Papa, mama en Diederik. Het honderd-vragen-op-een-dag-probleem
werd uitgebreid besproken met Dokter Diagnose. “Bijzonder” reageerde Dokter Diagnose. “Wat enorm bijzonder.” Zo’n jongetje had hij nog nooit eerder in zijn
praktijk gezien. Een jongetje dat zoveel vragen stelde op een dag moest wel erg
bijzonder zijn. “Gaat u maar even in de wachtkamer zitten” zei de dokter, “ik
wil dit nader onderzoeken.” En terwijl
Diederik en zijn papa en mama in de wachtkamer zaten en Diederik zevenentwintig
vragen begon te stellen aan de doktersassistente, probeerde Dokter Diagnose een
oplossing te vinden voor dit bijzondere probleem. In zijn boekenkast stonden tweehonderddrieënzeventig boeken met in totaal wel duizendachtentachtig
ziektes en problemen. De dokter las ze allemaal geconcentreerd door. Zijn bril
zakte steeds verder op het puntje van zijn neus, maar een oplossing vond hij
niet.
Plotseling moest hij denken aan Professor Allesweter. Deze
professor was één van zijn patiënten en woonde sinds een jaar in het rusthuis
voor bejaarde mensen. Het ging niet zo goed met Professor Allesweter. Sinds hij
was gestopt met werken voor de UVHL (de Universiteit Van Het Leven) en in het
tehuis was gaan wonen, was het bergafwaarts met hem gegaan. Van een vrolijke,
hardwerkende professor, was hij veranderd in een treurig oud mannetje en zat hij
de hele dag achter het raam drie geraniums te bekijken. Zijn hersenen barstten echter
nog steeds van de kennis. Overal had de professor namelijk een antwoord op. ’s Avonds keek hij
alle quizprogramma’s op de televisie. Maar
de vragen die daar werden gesteld vond hij zo gemakkelijk dat hij er chagrijnig
van werd. De zuster van het verzorgingstehuis,
Zuster Zorg, was de vorige dag uiteindelijk bezorgd naar het spreekuur
van Dokter Diagnose gegaan. Ze vertelde dat Professor Allesweter van een
vrolijke, nieuwsgierige en vriendelijke levensgenieter, steeds meer veranderde
in een vervelende oude mopperdoos.Eureka! Dacht Dokter Diagnose.
Driftig riep hij Diederik en zijn papa en mama binnen, duwde hen een briefje in de handen en riep vervolgens hard richting de wachtkamer dat de volgende patiënt binnen kon komen.
Verbaasd stond de familie weer buiten op de stoep. Papa vouwde het briefje van Dokter Diagnose open en samen lazen ze wat er stond. Er stond enkel een naam en een adres geschreven: Professor Allesweter, Rusthuis De Geranium, kamer nummer drie.
In het hoofd van Diederik ontstonden vliegensvlug wat vragen, zoals, wie is die Professor Allesweter? Wat moeten wij met zijn naam en adres? Kan hij mij beter maken? Kan ik er naar toe? En het meest belangrijke, weet hij echt alles?
Snel trok Diederik het briefje uit de handen van zijn vader
en galoppeerde als een op hol geslagen paard door de
straten van het dorp, regelrecht naar het
rusthuis.
Aangekomen bij de grote deuren van het tehuis drukte Diederik heel lang en heel hard op de bel, net zo lang en net zo hard tot hij Zuster Zorg verschrikt aan zag komen rennen door de lange gangen. Met rode blossen op haar wangen opende Zuster Zorg de deur. Verbaasd keek ze naar beneden en zag de kleine Diederik staan. Diederik wipte ongeduldig van z’n ene been op het andere been en stelde achter elkaar negen vragen. En terwijl hij al zijn vragen stelde, dwarrelde het papiertje van de dokter op de grond. Zuster Zorg pakte het op, las de boodschap van Dokter Diagnose, pakte Diederik stilzwijgend bij zijn arm en leidde hem resoluut door de lange gang, naar de kamer van de professor.
Zo gauw Diederik de kamer van de professor binnen stapte en
aan zijn inmiddels honderd zevenentwintigste vraag van die dag begon, ging de oude man verbaasd rechtop ging zitten. Al na
twee vragen onderbrak de professor Diederik en begon met antwoord geven. Aangekomen bij de grote deuren van het tehuis drukte Diederik heel lang en heel hard op de bel, net zo lang en net zo hard tot hij Zuster Zorg verschrikt aan zag komen rennen door de lange gangen. Met rode blossen op haar wangen opende Zuster Zorg de deur. Verbaasd keek ze naar beneden en zag de kleine Diederik staan. Diederik wipte ongeduldig van z’n ene been op het andere been en stelde achter elkaar negen vragen. En terwijl hij al zijn vragen stelde, dwarrelde het papiertje van de dokter op de grond. Zuster Zorg pakte het op, las de boodschap van Dokter Diagnose, pakte Diederik stilzwijgend bij zijn arm en leidde hem resoluut door de lange gang, naar de kamer van de professor.
Het onwaarschijnlijke gebeurde. Diederik viel stil. Zijn oogjes keken blij verrast naar de oude man. Luisterend ging hij op de grond zitten, tegen de poot van stoel van de professor.
Diederik verslond zwijgend de antwoorden en stelde vervolgens snel weer een nieuwe vraag. Deze vraag was echter moeilijker dan de eerste twee.
De ogen van Professor Allesweter begonnen toen voorzichtig te glimmen.
Maar na vraag twaalf straalden ze al van plezier.
Diederik zelf veranderde ook en werd een verstandig, blij en zelfs rustig jongetje.
Omdat ze samen zoveel onderzochten en wisten, werden Diederik en Professor Allesweter in de loop der jaren heel erg beroemd op alle universiteiten, in alle landen op de hele wereld.
Samen reisden ze langs alle werelddelen, bedachten telkens nieuwe vragen en antwoorden en beleefden samen vele avonturen.
Er werden duizenden, miljoenen en misschien wel miljarden
vragen gesteld én beantwoord.
Inge Zwerver 24-6-2015