woensdag 24 juni 2015

Diederik en honderd vragen


Diederik en honderd vragen

Zo op het eerste oog leek Diederik  een gewoon jongetje. Hij woonde in een gewoon huis, had een gewone papa en een gewone mama. Hij had een gewone poes (waar hij trouwens dol op was en waar hij heel veel vragen over had, zoals bijvoorbeeld: hoe kunnen poezen spinnen) en ging naar een gewone school. Wat Diederik zo bijzonder maakte is dat hij wel honderd vragen op een dag stelde. Hij telde zijn vragen niet allemaal hoor, maar zo’n honderd zullen het er wel ongeveer zijn geweest. Het waren vragen over allerlei onderwerpen. Zijn papa en mama, maar ook zijn meester, Meester Meet,  werden wel eens gek van zoveel vragen. Dat snap je.  Je zult maar een jongetje in je klas hebben die wel honderd vragen stelt op een dag! Dan blijft er bijna geen tijd meer over voor de andere kinderen.  Voor Diederik zelf was het ook erg vermoeiend hoor. Je zult maar de hele dag met je vinger in de lucht moeten zitten op school, omdat je honderd vragen te stellen hebt. Het was een hele opgave. Voor iedereen.
Op een zekere dag hebben de papa en mama van Diederik een erg serieus gesprek met elkaar. Je kunt het vaak wel zien wanneer papa’s en mama’s een serieus gesprek gaan voeren.  Ze zitten dan meestal aan de keukentafel. Niet knusjes naast elkaar, maar ieder aan een kant. Ze willen absoluut geen kinderen in de buurt die mee kunnen luisteren. Ze maken een grote pot thee en zetten hun aller ernstigste gezichten op. Hun wenkrauwen fronsen dan streng naar beneden en met de vingers wordt zo nu en dan verstrooid op de tafel getrommeld. De stem van papa gaat van zacht tot hard, terwijl moeders stem er regelmatig  sussend tussendoor klinkt.

Diederik voelde het al aankomen. Zo gauw de thee in een grote pot werd gezet en hij zijn papa en mama met hun vingers trommelend aan de keukentafel zag zitten, wist hij het zeker. Dit wordt een serieus gesprek. Er kwamen direct zo’n twintig vragen bij hem opborrelen. Waar gaan ze het over hebben? Gaat het over hem? Over Diederik? Heeft het gevolgen? Vinden ze hem lastig? Willen ze hem kwijt? Waar zou hij dan moeten wonen? In een weeshuis, of misschien bij een indianenstam? Bestaan indianenstammen nog wel? En meer van dat soort vragen.

Toen Diederik zijn eerste vraag wilde gaan stellen, keek papa boos naar mama. “Daar begint het alweer” zei hij. “We kunnen het er niet eens even rustig over hebben, of het begint alweer.”  Terwijl hij de sussende geluiden van zijn moeder hoorde, sloop Diederik verdrietig weg. Zo’n vijftien nieuwe vragen ontstonden in zijn hoofd. De drang om alle vragen te moeten stellen werd al snel te groot. Zijn hoofd barste bijna uit elkaar van nieuwsgierigheid. Toen hij het niet meer hield en vervolgens zeven nieuwe vragen had over wáár hij met zijn vragen heen moest , pakte hij een stift die op de vloer van zijn kamertje lag en begon alle tweeënveertig vragen op het behang te schrijven. Dat luchtte tenminste een beetje op.
Toen de theepot leeg was, de wenkbrauwen van zijn papa en mama weer enigszins naar boven waren gericht en Diederik inmiddels al drieënvijftig vragen op het behang had genoteerd, kwam er een mededeling van papa en mama. Diederik moest met zijn honderd-vragen-op-een-dag-probleem naar de dokter. Of hij nu wilde of niet. Het moest. Na deze mededeling sprongen spontaan achtendertig extra vragen op in de hersenpan van Diederik.

’s Middags om vier uur gingen ze met z’n drieën naar de dokterspraktijk. Papa, mama en Diederik. Het honderd-vragen-op-een-dag-probleem werd uitgebreid besproken met Dokter Diagnose. “Bijzonder” reageerde  Dokter Diagnose. “Wat enorm bijzonder.”  Zo’n jongetje had hij nog nooit eerder in zijn praktijk gezien. Een jongetje dat zoveel vragen stelde op een dag moest wel erg bijzonder zijn. “Gaat u maar even in de wachtkamer zitten” zei de dokter, “ik wil dit nader onderzoeken.”  En terwijl Diederik en zijn papa en mama in de wachtkamer zaten en Diederik zevenentwintig vragen begon te stellen aan de doktersassistente, probeerde Dokter Diagnose een oplossing te vinden voor dit bijzondere probleem. In zijn boekenkast stonden tweehonderddrieënzeventig boeken met in totaal wel duizendachtentachtig ziektes en problemen. De dokter las ze allemaal geconcentreerd door. Zijn bril zakte steeds verder op het puntje van zijn neus, maar een oplossing vond hij niet.
Plotseling moest hij denken aan Professor Allesweter. Deze professor was één van zijn patiënten en woonde sinds een jaar in het rusthuis voor bejaarde mensen. Het ging niet zo goed met Professor Allesweter. Sinds hij was gestopt met werken voor de UVHL (de Universiteit Van Het Leven) en in het tehuis was gaan wonen, was het bergafwaarts met hem gegaan. Van een vrolijke, hardwerkende professor, was hij veranderd in een treurig oud mannetje en zat hij de hele dag achter het raam drie geraniums te bekijken. Zijn hersenen barstten echter nog steeds van de kennis. Overal had de professor namelijk een antwoord op. ’s Avonds keek hij alle quizprogramma’s op de televisie. Maar de vragen die daar werden gesteld vond hij zo gemakkelijk dat hij er chagrijnig van werd. De zuster van het verzorgingstehuis,  Zuster Zorg, was de vorige dag uiteindelijk bezorgd naar het spreekuur van Dokter Diagnose gegaan. Ze vertelde dat Professor Allesweter van een vrolijke, nieuwsgierige en vriendelijke levensgenieter, steeds meer veranderde in een vervelende oude mopperdoos.

Eureka! Dacht Dokter Diagnose.
Driftig riep hij Diederik en zijn papa en mama binnen, duwde hen een briefje in de handen en riep vervolgens hard richting de wachtkamer dat de volgende patiënt binnen kon komen. 
Verbaasd stond de familie weer buiten op de stoep. Papa vouwde het briefje van Dokter Diagnose open en samen lazen ze wat er stond. Er stond enkel een naam en een adres geschreven: Professor Allesweter, Rusthuis De Geranium, kamer nummer drie.  
In het hoofd van Diederik ontstonden vliegensvlug wat vragen, zoals, wie is die Professor Allesweter? Wat moeten wij met zijn naam en adres? Kan hij mij beter maken? Kan ik er naar toe? En het meest belangrijke, weet hij echt alles?

Snel trok Diederik het briefje uit de handen van zijn vader en galoppeerde als een op hol geslagen paard door de straten van het dorp,  regelrecht naar het rusthuis. 
Aangekomen bij de grote deuren van het tehuis drukte Diederik  heel lang en heel hard op de bel, net zo lang en net zo hard tot hij Zuster Zorg verschrikt aan zag komen rennen door de lange gangen. Met rode blossen op haar wangen opende Zuster Zorg  de deur. Verbaasd keek ze naar beneden en zag de kleine Diederik staan. Diederik wipte ongeduldig van z’n ene been op het andere been en stelde achter elkaar negen vragen. En terwijl hij al zijn vragen stelde, dwarrelde het papiertje van de dokter op de grond. Zuster Zorg pakte het op, las de boodschap van Dokter Diagnose, pakte Diederik stilzwijgend bij zijn arm en leidde hem resoluut door de lange gang, naar de kamer van de professor.
Zo gauw Diederik de kamer van de professor binnen stapte en aan zijn inmiddels honderd zevenentwintigste vraag van die dag begon, ging de oude man verbaasd rechtop ging zitten. Al na twee vragen onderbrak de professor Diederik en begon met antwoord geven.
Het onwaarschijnlijke gebeurde. Diederik viel stil. Zijn oogjes keken blij verrast naar de oude man. Luisterend ging hij op de grond zitten, tegen de poot van stoel van de professor.
Diederik verslond zwijgend  de antwoorden en stelde vervolgens snel weer een nieuwe vraag. Deze vraag was echter moeilijker dan de eerste twee.
De ogen van  Professor Allesweter begonnen toen voorzichtig te glimmen.
Maar na vraag twaalf straalden ze al van plezier.
Vanaf die dag ging Diederik twee keer per dag op bezoek bij Professor Allesweter. De professor leek wel weer een jongeman zo was hij veranderd.  
Diederik zelf veranderde ook en werd een verstandig, blij  en zelfs rustig jongetje.
Omdat ze samen zoveel onderzochten en wisten, werden Diederik en Professor Allesweter  in de loop der jaren heel erg beroemd op alle universiteiten, in alle landen op de hele wereld.
Samen reisden ze langs alle werelddelen, bedachten telkens nieuwe vragen en antwoorden en beleefden samen vele avonturen.

Er werden duizenden, miljoenen en misschien wel miljarden vragen gesteld én beantwoord.
Inge Zwerver 24-6-2015

woensdag 16 juli 2014

Bries




Bries

Ik zou ze nog zo graag wat zeggen
van alles in hun armen leggen
Of stil zijn
maar ze voelen
Waar zijn ze nu?
Wat denken ze?
Vraag ik mij regelmatig af
en volgen ze mijn leven?
Soms
als de merels fluiten
en ik voel een zachte bries
dan denk ik
dat is pa
of Ries
Zielen leven



( voor mijn vader en voor mijn broer)


woensdag 2 januari 2013

Wad een portret... Laatste klim.


    


      WAD EEN PORTRET 
   
   


   1. Laatste klim.



Het viel hem mee. De klim. Het was net als vroeger. Als een kind de dijk op naar boven. Ze leek een reus, zo groot. De opwinding terwijl hij omhoog liep. Steeds sneller, om de zee te zien en de wind te voelen. En dan, je kop boven de dijk. Bevrijdende vergezichten die plotseling je ziel binnenstoven.
Z’n rug deed pijn en de zieke longen hadden moeite met de grote dosis zuurstof van klim en wad. Zouden de anderen aan hem kunnen zien dat ie ziek was? Kon men zien dat hij, de klimmer op de dijk, binnenkort zou sterven?Hij zou het zomaar willen schreeuwen in hun gezichten. Deze mensen, ze zouden het moeten weten. ‘Kijk naar mij’. ‘Ik ga dood’ klonk het ergens van binnen. Maar zijn mond bleef stil. Het was zijn dood. Niet de hunne. Laat dit duidelijk zijn. Deze afspraak had hij immers met zichzelf gemaakt. Laat iedereen vooral verder leven.
De luchten waren blauw en grijs en het water was hoog. De kleuren vermengden zich in een verre horizon. Overal strepen en lijnen. Een immens schouwspel. Achter hem scheen de zon en wolken wierpen zo nu en dan schaduwen op de dijk. Hij trok de schoenen van z’n voeten. Blote tenen in het gras. Wat een gevoel. Het paste meer bij het leven dan bij dood, die blote voeten. Zo aards en zo van zijn. Het deed hem pijn en tegelijkertijd maakte het hem gelukkig. Het was duidelijk een afscheid. Een laatste keer.
Vogels vlogen schreeuwend over het wad. Een grote groep brandganzen. Geen dier vloog alleen. Maar hoe gaan ganzen dood, sterven ze alleen? Uiteindelijk zou hij het zelf moeten doen. Sterven. Misschien dat iemand zijn hand vasthield. Maar voor hem hoefde het niet. Het liefst ging hij alleen de dood in. Als een gans. Als een dier. Ergens tussen gras en luchten. Laat me daar maar gaan.
Langzaam liep hij een eindje. Het pad hoef je hier niet te kiezen. Het was één rechte lijn vooruit, langs witte, wollen schapen. Zijn lijf deed zeer, als was het oud en op. Z’n geest, altijd zo helder en vooruitstrevend, onderging de laatste weken een kalme berusting. Als remde hij langzaam af. Ebde hij langzaam weg. Het gaf hem de tijd om nog wat om hem heen te kunnen kijken. Te zien. Tijd om te overzien. Zijn leven. Zijn dood.
Het leven was voor hem altijd een strijd geweest. Periodes van strijd. Een strijd tegen het geloof van zijn ouders. Een strijd tegen zijn eigen losbandige levensstijl. Een strijd tegen hemzelf. Gaandeweg zijn leven verloor hij het recalcitrante en ontdekte hij zijn eigen intelligentie. De kracht die in hem zat leerde hij te gebruiken om te leren, te ontwikkelen, om lief te hebben. De strijd werd zijn kracht. Ja, strijden kon hij goed.
Maar nu, de ziekte, de kanker. Het verwoestte zijn lichaam. De lichaam van een jongeman, gevangen door een netwerk van boosaardige cellen. Net toen hij de liefde vond, moest hij het strijden opgeven. Hier viel niet aan te tornen. Alle emoties had hij doorstaan de afgelopen weken. Verdriet, boosheid, angst. Zijn vrienden had hij bezocht en de handen vastgehouden van zijn geschrokken familie. Toen zij allen nog geloofden in herstel en kansen had hij al gevoeld dat de dood dichtbij was. Hij speelde het spel nog even met ze mee, begreep hun onmacht. Maar verliezen zou hij. Het zat als een zwaar weten in zijn ziel.
Wat was hij een eigenwijze man geweest. Zijn hele leven. Eerst een eigenwijze jongen. Een bijzonder kind. Hij had het altijd het idee gehad voor iedereen uit te lopen. Ver voorop. Lastig. Niet iedereen begreep hem en hij begreep niet iedereen. In zijn jeugd zat de maatschappij waarin hij leefde nog vol hokken en dogma’s. Geschopt had hij tegen deze denkwijzen. Zijn geest was verder dan de hunne en dacht ruim. De laatste jaren was hij wat tot rust gekomen. Dat voelde goed. Scherpe kanten werden met liefde geschuurd. De strenge God uit zijn jeugd veranderde in een geaccepteerde spirituele zoektocht. Ironisch genoeg zal hij binnen korte tijd een antwoord krijgen op al zijn vragen. De dood zal hem bevrijden en hem vertellen hoe het zat.
De kleuren daar boven op de dijk veranderden constant. De zomerzon bracht glans op de blauwe grijzen die zo horen bij het wad. Hoe anders deze luchten dan op een grauwe winterdag. Het zou meer gepast hebben bij zijn naderende dood. Grauw en grijs. Zo eenzaam zijn de kleuren, zo eenzaam voelde de dood.
Het moeilijkste was het achterlaten van alle liefde.  Haar liefde. Haar liefde had hij in zijn ziel geplant. Het deed pijn als hij daar aan dacht. Zij, alleen bij zijn graf, alleen in hun bed. Zijn hele lichaam verzette zich tegen deze gedachte. Alsof je binnenste naar buiten werd geperst. Bij haar hoorde immers het leven. Kon hij maar de zee inlopen, gewoon verdwijnen in de slik van het wad. En dat ze hem dan nooit had gekend. Ze zou gewoon gelukkig zijn, een onwetend, blij mens. Dit zou zijn laatste strijd worden. Haar loslaten.
Zoekend keek hij naar boven. Een meeuw boven zijn hoofd schreeuwde naar de lucht, als lachte zij hem uit. Luister, luister naar jezelf. Zijn hoofd zakte en woorden kwamen. Ze vertelden over de liefde. 'Als je ooit zou gaan, een deel van mij zou met je mee gaan en een deel van jou zal in mij voortleven.' 
Hij voelde van binnen een nieuw gevoel ontstaan, een gevoel van hoop en kunnen loslaten. Hij zou een andere kant op moeten gaan. Onherroepelijk. Maar zij zou verder leven met een deel van hem.
En zo stond hij stil. Boven op een dijk staan gaf overzicht. Voeten op de grond en de armen wijd gespreid. De meeuw schreeuwde nog een keer en keek vanuit zijn vlucht op hem neer. De laatste strijd was gestreden. Loslaten en verder gaan. Maar wat zou hij veel meenemen de dood in. Stukjes van zielen, van allen om hem heen. Van haar. Hij zou gaan als een rijk man, want, hij had de liefde gekend.


Inge Zwerver...





dinsdag 17 juli 2012

5 onder 1 dak..... Mijn schelp. (kinderrijmpje)





(Kinderrijmpje...)
Mijn schelp

Gisteren  vond ik een schelp
De mooiste van het strand
Na 100 reizen over zee
Was ze bij mij beland

Ik dacht toen ik dit schelpje zag
Wat heb jij veel gezien
Een reuzenwalvis, een dolfijn
Of een haai misschien

Een duikersboot of een groot wrak
Piraten met een schat
Miljoenen kleine glinstervissen
Of een verzonken stad

Daar lag ze dan, de kleine schelp
Nog kleiner dan een muis
Na ál haar avonturen
Mocht ze met mij naar huis…



    Inge Zwerver

vrijdag 23 maart 2012

5 onder 1 dak....Altijd

Altijd


Laat ze springen in mijn tuin
Laat ze spelen
Laat ze zingen
Blote voeten
in het gras
zwarte tenen
niet te boenen
of het altijd lente was.



Laat ze leven
tussen luchten
met de glijbaan
als domein
Laat ze klimmen
Laat ze lachen
Laat het altijd
maar zo zijn.
Inge Zwerver


 

vrijdag 2 maart 2012

5 onder 1 dak......De familie von Trapp

De Familie von Trapp.


Onlangs hadden we er eentje te pakken. Zo'n dagje vol geluk. We kregen het zomaar in de schoot geworpen. Nu hadden we een feestelijke aanleiding, dat moet gezegd. Het had iets te maken met een trouwdag en de zoveelste. Maar daarin zat niet het geluk van de dag. Het zat hem in alles. En hoe het ging.
Het weer was goed en de tas gevuld met alles wat we nodig hadden. We gingen er iets bijzonders van maken zeiden we tegen onszelf.
Die ochtend reden we richting een stille Waddenzee om op de boot te stappen.
De boot naar Schier...

Waarschijnlijk behoeft het geen verdere uitleg. Een ieder van u kent dat gevoel. Maar toch.
Het moment dat je op de grote witte boot stapt geeft je immers alleen al het gevoel ver op reis te gaan. Erg ver weg van huis. Weg van alles wat dagelijks is. Misschien wel van jezelf.
Het dagelijkse wordt op de kade van Lauwersoog achtergelaten. Tezamen met zorgen, met verdriet, met alles wat je anders zou willen.
Grote witte meeuwen schreeuwen naar je door een blauwgrijze waddenlucht. Het krijsende geluid werkt bevrijdend . Roept iets avontuurlijks en onbekommerds in je op.

Mijn kinderen keken hun ogen uit. Renden door de grote blikken ruimtes vol stoelen en tafels en liepen hand in hand met papa of mama buiten op het dek. De zilte wind waaide door hun haren en in hun ogen weerkaatste het sprankelende van de zee.

Schier is altijd als vanouds. Schier veranderd nooit. Hooguit ergens een nieuwe horecagelegenheid. Dat zou nog kunnen.
Maar altijd kom je thuis.

Het was warm die dag. Natuurlijk werd er gefietst. Dat hoort.
Smalle schelpenpaadjes door gele duinen. Voorovergebogen trappend omhoog en dan, joelend naar beneden.
Kadetjes eten aan dat verschrikkelijke brede strand. Kadetjes met kaas en zand. En wat smaakt dat dan veel lekkerder dan thuis aan de keukentafel.
Wonderlijk.

Twee volle uren zaten we aan de Berkenplas. Met onze gat in het zand en de kinderen zwemmend en spelend in het water. Kinderen hebben het grote talent om in zeer korte tijd vrienden te kunnen maken en zo bleven we langer dan gepland.
Omdat het zo mooi ging.
Enige vorm van jaloezie bekroop me toch wel. Mijn oudste en haar vriendinnetje-voor-twee-uur hadden een heuse eigen eiland in het midden van de plas. Stoer zwommen de avontuurlijke dames er naar toe. Klommen vervolgens door rietkragen aan land en speelden daar hun eigen verzonnen verhalen.
Meer kind kun je niet zijn.

Zo tegen het einde van de middag, met nog een uurtje te gaan voordat we weer richting boot zouden moeten gaan, fietsten we nog wat.
Vanaf de Badweg rolden we nog even naar beneden voor een rondje door het dorp.
Anne voorop.
Trappend op een grote rose omafiets.
Haar haren in zoutige slierten rond haar blije hoofd.
Plots begon ze luid te zingen.
Zo, slingerend door al het andere Schierpubliek.
De rest van de familie kwam er achteraan gefietst.
"Do daar start en stop je mee, Re een hertje in het véééééld".
De Sound of Music.

De mensen keken verbaasd om naar deze vrolijke sliert fietsers. Glimlachend, naar dat luid zingende meiske voorop.
Anne zelf had niets in de gaten.

Heel even zag ik die late middag de duinen van Schiermonnikoog veranderen in hoge bergen.
En wij veranderden al fietsend in de familie von Trapp.

En ik......ik voelde heel even, het eenvoudige, onschuldige geluk van Maria....


Inge Zwerver (Juni 2010)

maandag 21 november 2011

5 onder 1 dak..... Mist.









5 onder 1 dak......Mist.






Mist.

En langzaam worden we een eiland
verdwijnen in een mist
van
slierten wollen vlagen
veroveren zo mijn dorp
waarvan niemand nu nog wist.
_
Laat een ander ons niet vinden nu
laat ons ons dorp maar zijn.
_
De grijze muren dempen
al het wereldse lawaai
En even hoef ik nooit meer iets
dan mens in mist te zijn.




Inge zwerver